Archive | Geen categorie RSS feed for this section

Nieuwe site misdaadjournalist

9 Dec

Beste bezoeker,

Op 23 augustus 2011 werd hier het laatste bericht gepubliceerd, daarna verdween weblog tijdelijk. Voor mij reden te verkassen naar een eigen website. Maar de berichten vanaf 2006 staan nog op dit weblog, vandaar dat deze nog (hopelijk zo lang mogelijk) actief blijft.

Nu ben ik te vinden op www.misdaadjournalist.nl

 

Zaterdag 6 augustus: Minks 'familie-uitje' naar Libanon: toeval?

6 Aug

Tja, dat had mij dus ook kunnen overkomen: opgepakt worden in Libanon. Volgens de website van De Telegraaf zat John van den Heuvel gisteren vijf uur op een politiebureau in Libanon, met de kans zeven jaar achter de tralies te verdwijnen, omdat hij foto’s had gemaakt van het politiebureau waar Mink Kok wordt vastgehouden.

Mag niet daar. Ik ben zelf van de week ook even aan het kijken geweest of ik naar Libanon zou gaan, maar toen ik hoorde dat John van den Heuvel er naar toe was heb ik dat maar even op een laag pitje gezet. Bovendien, omdat er voor mij wat minder haast bij was, wilde ik het liever officieel doen, via de ambassade, en dat duurt wat langer.

Overigens valt het met die arrestatie nogal mee. In De Telegraaf zelf schrijft John:

“Het gesprek komt wat moeizaam tot stand omdat de politie ontstemd is dat er enkele foto’s van de buitenkant van het bureau zijn gemaakt. Het leidt tot boze gezichten, zelfs een dreigende arrestatie én het verplicht wissen van al het fotomateriaal. Als dat is gebeurd, keert de vriendelijkheid terug.”

Volgens John was Mink voor een familie-uitje naar Beiroet gevlogen. “Op verzoek van zijn beeldschone Libanese echtgenote zou hij aanschuiven bij een glamourfeestje ter ere van zijn al even mooie 18-jarige stiefdochter.”

De arrestaties in Libanon voor de partij van 53 kilo cocaxefne lijken doorgestoken kaart.

“In het mondaine café Petit op twintig autominuten van Beiroet, ziet Wassim Salha de auto’s van het arrestatieteam nog aan komen rijden. “Ze wisten precies waar ze moesten zijn, ” wijst hij vanaf het terras.” Voor de entree van het luxueuze vijfsterren resort Portemilio reden zwaar bewapende politiemensen een splinternieuwe Range Rover en een Mercedes klem. Een Palestijn met een vals Bulgaars paspoort werd aangehouden, hij wees Mink Kok aan als de eigenaar van de drugs die hij samen met een Ier (Sean Preston) en twee andere Palestijnen (Radi Chahine en zijn zoon Radi Ibrahim) in Beiroet zou hebben willen verkopen.

Toeval, dat op dat moment Mink Kok net in Libanon was? De Nederlandse justitie heeft jarenlang vergeefs jacht gemaakt op Kok en moest hem tandenknarsend laten gaan. Het zal niemand verbazen als er achter de schermen flink is samengewerkt om Kok alsnog achter de tralies te krijgen.

In het Algemeen Dagblad staat vandaag een interview dat Mink anderhalve week geleden gaf aan Koen Voskuil. Een ‘oude schuld’: Koen zat zelf enige tijd vast omdat hij niet wilde vertellen wie zijn bron was voor het ‘waterschade-verhaal’ bij de wapenvondst aan de Nachtwachtlaan in Amsterdam, waar Kok voor werd veroordeeld.

In het interview zegt Mink dat hij ‘een gangster uit overtuiging’ is. “Ik heb er wel over nagedacht om eruit te stappen, maar je maakt niet zomaar een carrièreswitch. Je zit ook met een hoop relaties en kennissen die je dan moet achterlaten. Dus er speelt ook loyaliteit mee.”

Waarom hij zo lang heeft kunnen overleven in deze kringen? Als hij zaken doet heeft hij altijd blije, gelukkige mensen om zich heen. “Mensen vragen wel eens: wat is er nou zo top aan topcriminelen? Nou, dit is mijn antwoord: gewoon je afspraken nakomen. Als je dat doet, ben je top. Dan vindt ook iederéén je top.”

Volgens John van den Heuvel is het in Libanon met de drugshandel nogal hypocriet gesteld: in de beruchte Bekavallei zitten machtige en onaantastbare drugsbaronnen, die vooral Noord- en Zuid-Europa overspoelen met populaire Libanese hasj.

“Als Mink Kok met één van deze families in contact staat, hoeft hij zich weinig zorgen te maken,” beweert advocaat Riad Kozaily, die in Beiroet gespecialiseerd is in drugszaken.

Volgens Mink zelf zou er sprake zijn van een misverstand. De tijd zal een en ander leren.

Overigens denk ik dat De Telegraaf (en andere media) wat problemen gaan krijgen met de foto’s van Mink die ze zonder bronvermelding gebruiken: ze gebruiken de foto’s van i-shootpeople, die ik één keer exclusief voor Panorama mocht gebruiken. Het Algemeen Dagblad heeft het wel in overleg gedaan, anderen die dat niet zo doen kunnen een gepeperde rekening van de rechthebbende verwachten.

'Meppeler drugssmokkelaar' is Brabander Klaas L.

4 Aug

 

Update 10.15 uur:

Met dank aan de Meppeler Courant: Klaas L., de 60-jarige Meppeler die met zijn drie zoons uit Brabant zijn gearresteerd voor cocaxefnesmokkel, handelt in boten en heeft een scheepswerf in Waalwijk.

Hij wordt ervan verdacht dat hij de overtocht van de 1200 kilo cocaxefne in zijn jacht Louise van Zuid-Amerika naar Europa heeft geregeld. Voor overleg trok hij zich met zijn zoons en medeverdachten vaak terug op de jachtwerf in Waalwijk.

Op de werf en in de woningen van de verdachten zijn een machinepistool met munitie en een geluiddemper, een revolver met munitie, een alarmpistool, ongeveer een miljoen euro cash, twee motorfietsen en drie personenauto’s in beslag genomen.

Klaas L. woonde in Meppel met zijn 41-jarige vriendin, een vrouw uit Meppel die hij een paar jaar geleden leerde kennen. Kennissen hadden wel het gevoel dat L. betrokken was bij zaakjes die niet deugden.

Reconstructie misbruik Maria Mosterd

1 Mar

In hoofdstuk 3 (“Groepsverkrachting”) van “Echte mannen eten wél kaas” staat een beknopt overzicht van de seksuele praktijken waar Maria Mosterd bij betrokken is geweest, zoals ze die zelf in haar boek “Echte mannen eten geen kaas” beschrijft.

Ik heb een uitvoerige reconstructie gemaakt, maar die was niet geschikt voor het boek: er komen te veel namen en plaatsen in voor, de meeste lezers zouden het spoor spoedig bijster raken. In het boek verwijs ik naar deze site, voor de complete gegevens. Voor alle duidelijkheid: dit is vrij ingewikkeld en wellicht alleen interessant voor een kleine groep lezers en dan nog uitsluitend voor degenen die het boek al hebben gelezen, anders is er helemaal geen touw aan vast te knopen. Het is een overzicht van gebeurtenissen die Maria zelf beschrijft. Verhalen die een kern van waarheid lijken te bevatten worden afgewisseld met vage beschrijvingen waar geen aanknopingspunt voor te vinden is.

Meer informatie over het boek: zie de website van Nieuw-Amsterdam

Overzicht van fragmenten die niet of maar gedeeltelijk in het boek zijn opgenomen:

“Ik ging meestal onder schooltijd met Manou mee om naar een van zijn jongens te gaan om geld voor hem te maken en als ik niet wou gaf hij me een paar klappen of nog meer wiet zodat ik deed wat hij zei en ik moest wel met allerlei mannen naar bed, maar dat voelde ik toch niet, omdat ik stoned was.”

De volgende ‘sekspassage’ is met Yesper, de jongen van de snackbar, die ze ‘weer tegenkomt’ en waarbij ze dan opmerkt: “Ik heb een keer seks met hem gehad, meestal had hij een ander meisje.” Vermoedelijk gaat dit over haar buurjongen.

Bij een andere gelegenheid moet Maria van Manou mee met Bassim, “een heel brede, niet al te grote jongen, een Afrikaan.” Hij woont in een afgeleefd studentenhuis in Holtenbroek. “Ik draaide me om en hij stond bloot voor me. Hij had al een stijve en kwam langzaam op me aflopen.” Dan komt er ineens nog een Afrikaan de kamer binnen, “nu zat ik dus met twee van die negers op een kamer opgesloten.” De andere neger is veel groter en breder dan Bassim, ziet er eng uit, Maria is bang voor hem. Hij begint haar uit te kleden. Ze stribbelt tegen. Ze moet Bassim pijpen, ze krijgt een stomp in haar maag en wordt naar het bed “een matras op de grond” gesleept. Bassim “begon me te neuken, zo hard dat ik begon te huilen” maar daar trekt hij zich niks van aan. Manou komt binnen, hij is kwaad omdat ze niet goed meewerkt, ze wordt opgesloten in een kast en raakt in paniek. Daarna wordt het zwart voor haar ogen en valt ze neer. Als ze wakker wordt ligt ze op bed en zit Manou naast haar. Bassim maakt zijn karwei af, daarna moet ze zich van Manou opfrissen om naar het volgende adres te gaan.

“Wat er die dag verder is gebeurd weet ik niet echt meer, ik was moe, stoned en helemaal gevoelloos. Toen ik thuiskwam, had ik op mijn armen en benen allemaal blauwe plekken zitten, dus ik zal wel geslagen zijn.”

In “Echte mannen eten geen kaas” is dit de enige keer dat ze seks heeft met Bassim, ze komt hem later nog wel tegen in “de organisatie” van Manou, waar hij samen met Juanez de administratie doet. Hij heet in werkelijkheid iets anders, maar Bassim is inderdaad een Afrikaan, Maria zegt dat ze ‘heel kort’ iets met hem heeft gehad. Dat is in de periode na de groepsverkrachting, als Manou bij Maria’s moeder Lucie in ongenade is gevallen. Maria begint een soort verkering met hem, hij komt ook bij hen thuis. Lucie: “Ik heb hem nog een keer mijn jas uitgeleend omdat hij het zo koud had.”

Als Lucie hoort dat Bassim en Manou elkaar kennen – en dat Maria dat wist – is de boot aan en is ze woedend op Maria.

De seksscène met Bassim en de andere neger lijkt een mix van werkelijkheid en fantasie. Ze is waarschijnlijk een keer met Bassim mee geweest naar zijn huis, zonder Manou. De kans dat daar een tweede ‘neger’ bij is geweest, is erg klein. Het lijkt er meer op dat er een sessie in Kampen is geweest met Giorgio en een andere Antilliaan die ze hierin heeft verwerkt. Voor Giorgio was ze bang. Misschien nog steeds: tegen hem heeft ze geen aangifte gedaan.

Hierna komen er wat vage passages: “Verder deed ik wat Manou wou. Ik ronselde meisjes voor hem, ging met mannen naar bed voor geld en bracht pakketjes voor hem weg of haalde ze op” en ze beschrijft de enige keer dat ze naar Rotterdam gaat om geld te verdienen, maar daar gebeurt niks dat ze zich kan herinneren.

Enige tijd later rijdt ze met Manou naar zijn huis, zonder aan te geven waar dat is. Er komt een man uit Amerika op bezoek en Manou zegt: “Er komen ook een paar van mijn vrienden uit Rotterdam, die heb je al eens gezien.” De Amerikaan wil zaken met Manou doen. Maria hoeft verder niks te doen, ze moet zich alleen samen met een paar andere meisjes mooi opmaken. “De meisjes gaan dansen en nemen de man uit Amerika mee naar een kamer om te ballen.”

Dat beschrijft ze tamelijk gedetailleerd. Of ze heeft dit ergens gelezen of ze is er inderdaad een keer bij geweest dat er een ‘buitenstaander’ kwam die seks had met een paar andere meisjes in een woning waar zij op dat moment ook was.

Het blijft vaag, de maanden daarna verandert er niet veel: “Ik moest af en toe nog met mannen naar bed, als Manou meisjes te kort kwam of in geldnood zat. Maar ik had dan zo veel drugs op dat ik achteraf helemaal niet meer wist wat er eigenlijk was gebeurd.”

Het begint concreter te worden als Manou naar het buitenland moet. Volgens Maria “op zakenreis”, volgens hemzelf “op vakantie.” Ze moet met Jayson mee naar een vriend ergens in Zwolle-Zuid, niet ver van waar Maria zelf woont. Het is in augustus, het is warm weer. Ze spreekt met Jayson af bij een bankje op een grasveld achter het winkelcentrum. Ze moet vijf meter achter hem blijven fietsen, “de mensen mogen niet zien dat we bij elkaar horen, straks ziet mijn vrouwtje dat.” Ze fietsen naar een voor haar onbekende wijk van Zwolle, achter het spoor. Ze gaan naar de flat van een vriend van Jayson. “Jayson deed zijn broek los en haalde zijn piemel eruit. Jayson wou dat ik hem ging pijpen, wat ik maar deed, anders zou hij boos worden en dat wil je echt niet bij hem.” Dan gaat Jayson condooms halen, zodat Maria en zijn vriend even tijd voor elkaar hebben. “Gelukkig was hij zo’n man die na een minuut al klaarkwam, dus dat was wel fijn.”

Als Jayson terugkomt is ze nog naakt, hij duwt haar op de bank. “Vlak voor Jayson in mij kwam ging er in mijn hoofd een knopje om zodat ik niks voelde van wat er allemaal gebeurde. Jayson was bezig met zijn gedoe en de jongen was nog even aan het kijken, alsof hij een film aan het kijken was.”

De jongen gaat weg, Jayson stopt even tot hij echt vertrokken is, dan gaat hij door. “Een uur later stond ik weer buiten.”

Tijdens het proces in 2005 komt aan de orde dat Maria drie keer seks had met E.L. (Jayson): “Thuis, in de auto en zelfs in de woning van L.’s echte vriendin.” De hier zojuist beschreven passage komt het meest overeen met ‘thuis.’

De tweede keer (‘in de auto’) is ook duidelijk.

“We fietsten naar de rand van de stad.” Daar staat de auto van een vriend van Jayson. De vriend is aan het sporten, dus Jayson heeft de auto even voor zichzelf. “Hij zei dat ik pas weg mocht als ik hem had gepijpt. Dat deed ik dus, en daarna ging ik weer naar huis.”

De derde keer is “in de woning van L’.s echte vriendin.”

Ook die lijkt duidelijk. “Een andere keer toen ik met Jayson mee moest, gingen we naar een huis en moest ik met hem naar bed. Hij belde me op en zei dat hij zin had.”

Na het eten fietst ze naar de stad. Achter de kerk staat Jayson haar op te wachten, zonder dat er een woord wordt gezegd fietsen ze naar een flat ‘in de Vogelzang’. Welke wijk dat is, is onbekend, het enige dat Maria erover zegt is dat het een buurt is met veel Antillianen. Ze gaan met de lift naar de derde verdieping, Maria moet bij de liftdeur wachten, Jayson gaat eerst even kijken of de kust veilig is. Ze gaan een huis binnen waar het erg donker is, alleen in de woonkamer brandt een klein kaarsje. “De hele tijd dat hij met me bezig was, heeft hij niks tegen me gezegd, het enige geluid dat hij maakte waren een paar kreunen toen hij klaarkwam en dat was het. Toen hij klaar was, kleedde ik me aan terwijl hij onder de douche stond. Toen hij uit de douche kwam, duwde hij me de deur uit en deed die dicht. Daar stond ik, ergens in de Vogelzang en ik moest de weg naar huis maar terugvinden.”

Jayson heeft geen auto en geen rijbewijs, uit niets blijkt dat Maria met hem in Kampen is geweest, zoals tijdens het proces wordt gezegd. In Kampen is er wel wat gebeurd, maar dat was met Giorgio, tegen wie ze geen aangifte heeft gedaan. Het moet de politie en de rechters ook een beetje hebben geduizeld. Het volgende gedeelte gaat over hem. “Ik moest ook een keer met een andere jongen, Giorgio, mee naar huis.”

Maria vertelt dat ze samen met vriendin Nikki in de stad zit als Giorgio eraan komt rijden. Nikki waarschuwt dat ze niet hem mee moet gaan, ‘straks word je verkracht’, maar Maria stapt wel bij hem in. Ze rijden naar Kampen, Maria zegt niks. “Af en toe maakte hij een opmerking over hoe geil hij werd als hij de verhalen hoorde over mij en dat hij me zo mooi vond en zo, maar hij merkte al gauw dat ik me helemaal niet voor hem interesseerde en dat ik alleen met hem meeging omdat het moest van Manou.”

In Kampen gaan ze naar het appartement van een vriend van Giorgio, Maria noemt hem Delano. De vriend stelt zijn woonruimte gaarne even ter beschikking voor het romantisch rendez-vous van Giorgio met Maria. De echte reden dat ze met hem meegaat is waarschijnlijk dat Jayson daarop had aangedrongen, als een vriendendienst. Delano verlaat de woning met een baby op zijn arm, vervolgens beschrijft Maria zeer gedetailleerd wat Giorgio allemaal met haar doet. Ze moet hem pijpen, hij neukt haar zonder condoom en spuit uiteindelijk zijn sperma in haar gezicht waarbij ze wat in haar oog krijgt. Dat doet pijn. Daarna brengt hij haar terug naar haar fiets.

In deze versie heeft ze geen seks met Delano, in werkelijkheid is dat waarschijnlijk wel gebeurd. Het lijkt erop dat Maria dit ene bezoek aan Kampen gebruikt voor meer verhalen. In het gesprek dat ik met Maria heb vertelt ze zelf dat ze ook een keer in Kampen is geweest toen Manou er niet bij was. Dat was met een van de drie mannen die veroordeeld zijn voor de groepsverkrachting. In haar boek noemt ze hem Django.

Maria: “Zijn broer woonde in de flat waar Manou later ook een kamer had, aan het Fonteinkruid.”

Weet ze hoe die broer heet, kan dat die Giorgio zijn?

Maria: “Ik weet niet hoe die broer heet. Ik weet niet of het wel zijn broer is. Manou zou dat moeten weten.”

In haar boek vertelt Maria over de eerste keer dat ze seks heeft om ‘doekoes te maken’: geld te verdienen. Dat is onder leiding van Manou in een flat in Holtenbroek. Het is de derde keer dat ze met Manou meegaat: de eerste keer was naar een flat in Holtenbroek (alleen een joint roken), de tweede keer naar Kampen (de ontmaagding) en nu weer naar Holtenbroek, “naar een andere flat dan de vorige keer.”

Er zijn twee jongens: Juanez, “een lichtgetinte jongen met een tattoo van een draak in zijn nek” en Django: een jongen met vier gouden tanden. Ze moet van Manou met hen allebei naar bed, Manou geeft haar een stomp in haar buik omdat ze tegenstribbelt. Django helpt haar de slaapkamer in en doet de deur achter zich dicht, “Juanez wachtte op de gang op zijn beurt. Na twee uur stond ik weer buiten.”

Django en Juanez zijn twee van de drie mannen tegen wie Maria aangifte heeft gedaan en die ook veroordeeld zijn. Of Maria is twee keer tegelijk met Juanez en Django bezig geweest, of ze beschrijft het twee keer, maar dan net iets anders: “Een andere keer moest ik met Juanez mee naar huis.” Met Juanez kan ze goed opschieten, ze hebben altijd veel lol als ze samen zijn. “Dus toen ik die morgen werd gebeld met de mededeling dat ik die dag met Django en hem naar bed moest, vond ik het niet eens erg.” Django mag ze niet zo, “maar ja. Ik ben die middag extra vroeg gekomen zodat we nog wat meer tijd hadden om een beetje bij te praten en daarna ging ik een voor een met hun naar boven.”

De heftige sekspartij met Giorgio aan het Fonteinkruid in Kampen is waarschijnlijk de op één na laatste keer geweest dat ze zich liet misbruiken. In het weekend erna logeert Nikki bij haar. Maria wordt ziek, het begint met blaasontsteking. Ze denkt dat het komt doordat ze tijdens de seks met Giorgio een poosje bloot op de tocht heeft gelegen voor een open raam. Nikki herinnert het zich vaag: “Ik weet dat ze een blaasontsteking had, na de verkrachting geloof ik.”

Aanvulling:

Volgens uitgeverij Van Gennep – waar het boek van Maria Mosterd is verschenen – staan er in mijn boek onjuistheden. De aantijgingen van Van Gennep en mijn reactie daarop staan hier

Moordenaars op zwarte kousen

1 Feb

Titel: Moordenaars op zwarte kousen
Ondertitel: Godsdienstwaanzin in Nederland
Auteur: Hendrik Jan Korterink
Uitgeverij: Verba, Hoevelaken, februari 2000
Prijs: euro 11,14
Verkrijgbaar: bestellen via bol.com
Korte inhoud: reconstructie van drie moordzaken in zwaar godsdienstige kringen: de Messias van Blauwe Sluis, de duiveluitdrijvers van Meerkerk en de Katwijkse gekkenlogger.

HOOFDSTUK 1

De moord

In de nacht van vrijdag 2 op zaterdag 3 februari 1900 lopen er twee meisjes over de dijk van Maasbommel naar Blauwe Sluis, een gehucht onder Appeltern. Het zijn Antje en Naatje Levoir, dochters van een weduwe uit Maasbommel. Antje is 22, Naatje is 16 jaar.

Het is aardedonker en bitter koud. Rechts van de wandelaarsters stroomt het zwarte water van de Maas, links, veel lager, ligt het verlaten land van Maas en Waal. Het vriest een graad of drie, maar wat het vooral zo koud maakt is de snijdende oostenwind, die met een snelheid van vijf meter per seconde de beide meisjes op de hoge, onbeschutte dijk recht in het gezicht blaast.

Op de dijk kunnen ze redelijk lopen, op het schelpengruis, maar als ze straks van de dijk linksaf naar beneden de Sluissestraat in lopen, naar de boerderij van Mettinus Scherff, wordt het lastiger. Ze kunnen geen hand voor ogen zien. Nergens is verlichting en ook de maan brengt geen uitkomst: de smalle sikkel gaat het grootste deel van de nacht schuil achter een dicht wolkendek en geeft, in meteorologentermen, een verlichting van slechts 6 procent.

De afstand van Maasbommel naar Blauwe Sluis is vier kilometer. Om ongeveer kwart voor één zijn de meisjes van huis gegaan, tegen half twee naderen ze de boerderij van Scherff. Daar brandt nog licht en dat is niet helemaal toevallig. De bewoners van de grote boerderij, dicht aan de Sluissestraat, zijn al een hele tijd behoorlijk in de war.

Mettinus Scherff, in de wandelgangen Tinus genoemd, is een grote sterke kerel die op 7 januari 1900 net 27 jaar is geworden. Hij was al voor de eeuwwisseling sterk in de ban gekomen van hogere machten. De overgang van 31 december 1899 naar 1 januari 1900 was weliswaar niet zo’n hot item als honderd jaar later, maar in de loodzware godsdienstige kring waar Scherff deel van uitmaakt, jaagt de nieuwe eeuw angst aan.

Zou het Duizendjarig Rijk nu beginnen, zou de Messias eindelijk komen, en met wat voor verschrikkingen zal het vergaan van de wereld gepaard gaan? Een jongere broer van Tinus, Aart, die nog bij moeder thuis in Batenburg woont, is al wekenlang compleet van slag. Hij meent dat hij bekeerd is en dat geeft hem het recht alle andere familieleden met hel en verdoemenis te bedreigen. Aart is geveld door griep en dat ging gepaard met hoge koorts, waarbij nachtmerries werden afgewisseld met visioenen over het hiernamaals.

Tinus heeft vele nachten wakend doorgebracht bij zijn doodzieke broer en dat heeft niet alleen zijn zwakke geest, maar ook zijn sterke lichaam aangetast. Tinus is steeds meer in de ban gekomen van een geestenwereld waarin satan bijna tastbaar aanwezig is. Het is een publiek geheim dat er bij de godsdienstig getinte bijeenkomsten in huize Scherff met de regelmaat van de klok duivels worden uitgedreven. Dat gaat als volgt: de bezetene gaat op de knieën zitten, maakt de kleren los en steekt de tong uit. Tinus trekt aan de tong en als het slachtoffer hikt, is dat een teken dat de duivel is verbannen.

De overwegend katholieke goegemeente vindt dat weliswaar vreemd, maar niet bedreigend. ‘Die fijnen doen maar,’ zeggen de buren. Waar ze veel meer bezwaar tegen hebben is dat er -naar zij menen- seksuele uitspattingen plaatsvinden tijdens de rituelen. Dat komt niet alleen omdat er een aantal meisjes en jonge vrouwen aan de sessies meedoen, de reputatie van Tinus op zedelijk gebied is verre van gunstig.

De laatste weken is daar een ander, hardnekkig gerucht bij gekomen: er moet een mensenoffer worden gebracht en er is al een paar keer een naam gevallen. Aanvankelijk zou een van de (stief)dochters van Tinus het letterlijke slachtoffer worden. Zij heeft er zelf over gepraat. Tegen smid Basten in Batenburg zei ze: ‘Wat is het toch erg als je zo jong moet sterven.’ De smid had daar op gereageerd met: ‘Hoe kom je er nou bij dat jij sterft?’

Het meisje was er verder niet op in gegaan, maar naderhand was er bij de smid een lampje gaan branden.Om onduidelijke redenen viel het meisje af en werd de katholieke buurman van Scherff, een zekere Van Oijen, het nieuwe doelwit. Van Oijen had niet direct ruzie met Scherff, maar hij vond wel dat het er bij zijn hervormde buurman vreemd aan toeging. Zijn eigen zoons had hij verboden bij Scherff door de ramen te gluren, omdat er zich daar taferelen afspeelden die zijns inziens alle perken van zedelijkheid te buiten gingen. Toen bleek dat de jongens zich daar moeilijk aan konden houden, zorgde Van Oijen ervoor dat ze ‘s avonds binnenbleven en sloot hij elke avond de vensters zorgvuldig, zodat er geen glimp van de vermeende seksuele uitspattingen meer op te vangen was.

Op donderdagavond 1 februari was Van Oijen bij Scherff geweest en daar had hij het Spaans benauwd gekregen. Scherff meende dat Van Oijen door de duivel bezeten was en wilde gaan uitdrijven. Toen Van Oijen tegensputterde, had Scherff de deur op slot gedraaid en gecommandeerd: ‘Op je kniexc3xabn en bidden!’ Van Oijen was doodsbang geworden, had ook echt zijn best gedaan, maar de duivel wilde niet weg. Scherff was steeds dreigender gaan doen. Met een list wist Van Oijen te ontsnappen. Scherff’s zwakke punt kennend, had hij gezegd: ‘Weet je wat, ik haal mijn vrouw even op, dan kan zij ook meedoen, misschien is zij ook bezeten, dan kun je haar ook verlossen.’

Scherff had hem, nietsvermoedend, laten gaan. Van Oijen was naar huis gegaan, had alle deuren op slot gedaan en zich wijselijk niet meer buiten vertoond. De volgende dag gingen bij Scherff de voorbereidingen gewoon door. Uit alles blijkt dat er op die bewuste vrijdagavond iets stond te gebeuren. Vrouw Scherff had feestbrood gebakken, dat na het offeren genuttigd kon worden. Er lag ook hout klaar voor de brandstapel waarop het offer in rook diende op te gaan.

Het enige dat roet in het eten gooide, was dat het offer zelf niet kwam opdagen. Van Oijen was dringend verzocht ‘s avonds op bezoek te komen, maar hij vertrouwde het zaakje niet meer, na zijn angstige avontuur van de vorige avond, en bleef ook na herhaald aandringen veilig in huis. Het is niet helemaal te reconstrueren wie er die vrijdagavond precies bij Scherff zijn geweest om mee te doen aan het kennelijk wat halfgebakken offerplan.

De meeste kringgenoten van Scherff zullen erover hebben gefantaseerd, maar waarschijnlijk was er hooguit een enkeling die had vermoed dat het sluimerende plan ooit daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Zoiets was nog nimmer voorgevallen. Duidelijk is wel dat Antje Levoir op vrijdagavond een lang en indringend gesprek heeft gehad met Scherff. Ze is die dag, na een verblijf in Duitsland, teruggekeerd naar Nederland. Ze voelt zich niet prettig, maar na het gesprek met Scherff is ze aardig opgeknapt. Als ze om een uur of negen ‘s avonds bij hem weggaat, voelt ze zich helemaal opgelucht. Dat is zo sterk dat ze, eenmaal thuis in Maasbommel, niet kan slapen van geluk.

Ze krijgt de behoefte Scherff deelgenoot te maken van haar zaligheid, maar het is erg koud en donker buiten, daarom maakt ze haar jongere zus Naatje wakker, die naast haar in bed ligt. ‘Ga je mee naar Scherff? Dan kun jij ook bevrijd worden,’ zegt ze tegen Naatje. Naatje voelt daar wel wat voor, en zo lopen de twee meisjes in het holst van de stikdonkere nacht door het kille verlaten polderlandschap.

De boerderij van Scherff bevindt zich op enkele tientallen meters van de dijk. Het kapitale huis staat nog geen tien meter van de weg. Er brandt nog licht en de voordeur is nog open. Antje en Naatje kennen de weg en lopen naar binnen. Achter de voordeur is een gang. Rechts bevindt zich de woonkamer, op de begane grond. Daarachter is een alkoof, die iets hoger ligt. Onder de alkoof loopt, over de hele breedte van het huis, een kelder waar de voederbieten voor het vee liggen opgeslagen. De alkoof zelf is een ruimte waar geen daglicht naar binnen komt, er is alleen aan de achterzijde een raampje dat uitzicht geeft op de deel en de stal, die zich achter en naast de deel bevindt. In de alkoof is de bedstee van de boer en de boerin. De kachel staat in de woonkamer, tegen de muur van de alkoof. De kachel blijft ‘s nachts branden, als het even kan, op kolen of briketten. In de bedstee is het dan verhoudingsgewijs redelijk aangenaam vertoeven.

Een buurjongen, Gerard Backer, die er later vaak speelt, herinnert zich de alkoof als een griezelige, donkere ruimte. Al is het niet ondenkbaar dat de wetenschap welk bloedig drama zich hier heeft voltrokken daarbij ook een rol speelt. De andere slaapkamers bevinden zich meer tegen de zijkant van de boerderij, en grenzen ook aan de stal, zodat de slapende mensen profiteren van de warmte die het vee uitstraalt.

Als Naatje en Antje zich die nacht bij hoeve Scherff melden, zijn er negen mensen in huis. Allereerst Tinus Scherff en zijn wettige echtgenote Hanne. Wettig getrouwd, dat wel, maar het is wel een relatie met geheimen. Tinus is geboren in het Utrechtse Hagestein, op 7 januari 1873. Zijn vader heette Johannes Cornelis Scherff, zijn moeder Geertruida de Leeuw. Deze Geertruida wordt gezien als de kwade genius, een hysterisch mens uit een inteeltfamilie waar de godsdienstwaanzin in de genen zat.

Een van haar voorouders vestigde het nationaal record nakomelingen verwekken. De man was drie keer getrouwd, voor het laatst op zijn zeventigste. Bij één vrouw verwekte hij 14, bij de andere twee respectievelijk 18 en 12 kinderen. ‘Neef en nicht vrijt licht’ was in deze van oorsprong Nieuwegeinse familie Kool en De Leeuw tot motto verheven en Geertruida was dus een van de nakomelingen. Afgezien van de hysterische factor, staat ze bekend als een dame met wie het kwaad kersen eten is. Daar komt haar echtgenoot ook achter, als het te laat is.

Jan C. Scherff is van september 1844, Geertruida de Leeuw van oktober 1845. Ze trouwen in mei 1867, zeven maanden later wordt de oudste zoon geboren. In precies achttien jaar tijd baart ze nog 13 kinderen. Ze is dan 41 jaar en dan vindt ze het welletjes. Pa Scherff dient zich in de bedstee te bedwingen. Dat gaat hem slecht af. Vader Scherff, koopman en paardenhandelaar van beroep, begint een scharrel met een andere dame. Dat gaat een hele tijd goed, totdat hij zo onvoorzichtig is een liefdesbrief van die dame in zijn colbertjasje te laten zitten. Dat wordt het begin van zijn einde. Geertruida vindt de brief en zint op wraak. De gelegenheid doet zich voor als haar ontrouwe echtgenoot longontsteking krijgt.

Geertruida ‘verzorgde hem dood’, zegt de familie later. Overigens vertoonde pa Scherff twee onmiskenbare familietrekjes: zijn handen zitten nogal los en dominees moeten naar hém luisteren in plaats van omgekeerd. Hij wordt zelfs officieel veroordeeld wegens mishandeling van de predikant in Hagestein. Zijn zonen Tinus, Jan en Hannes staan later ook bekend om hun losse handen en heibel met predikanten en kerkenraden.Na de dood van Scherff staat Geertruida er met haar kinderschare alleen voor, maar er komt hulp van boven.

Hoe het contact precies tot stand is gekomen, is niet meer na te gaan, maar ze krijgt in elk geval het aanbod zich met haar kinderen te vestigen op de kapitale boerderij ‘Bloemhof’ in Batenburg, eigendom van de Vorst van Bentheim. In april 1888 verhuist weduwe Scherff met haar elf kinderen. Achterliggende gedachte is dat het gezin in het gebied waar de bevolking voor 80 procent uit rooms-katholieken bestaat, het protestantisme moet versterken. Nu, dat is Geertruida en haar kroost wel toevertrouwd. Ze is ‘fijner dan gemalen poppenstront’ en zo fanatiek als de pest.

Achteraf is het huiveringwekkend hoe zoon Tinus de vloek van de familie sublimeert, in allerlei opzichten. Tinus werkt als boerenknecht bij de familie Blankers in Blauwe Sluis. Hij heeft geen beste reputatie. In 1891 is hij door de kantonrechter in Druten veroordeeld wegens openbare dronkenschap en dat betekende ook toen niet dat hij incidenteel wat te veel had gedronken. Met zijn forse postuur en een lengte van ruim één meter negentig -in die tijd uitzonderlijk lang- boezemt hij velen ontzag in, vooral omdat hij af en toe knap agressief kan worden. Over zijn omgang met het vrouwelijk geslacht doen veel praatjes de ronde, maar wel zo dat Tinus het zelf niet hoort.

Deze reputatie wordt in elk geval bevestigd door de loop der geschiedenis in Blauwe Sluis. Jan Blankers, de boer waar Tinus als knecht werkt en in de kost is, was in 1885 getrouwd met Johanna Gerdina (‘Hanne’) van Zoelen. De naam Van Zoelen wordt in sommige officixc3xable stukken ook met een S geschreven, maar het hoort met een Z. Niet omdat de naam is afgeleid van het dorpje Zoelen bij Tiel, maar omdat ze afkomstig is uit de familie Van Zoelen uit Horssen.Het echtpaar kreeg vier kinderen. De familie Blankers sloot zich aan bij het fanatieke godsdienstige gezelschap waar ook de familie Scherff deel van uitmaakte.

Jan Blankers begon rond 1890 te kwakkelen met zijn gezondheid en kon het werk op de boerderij niet meer aan. Gelukkig was er de sterke vrijgezelle boerenknecht Tinus Scherff, die niet gezegend was met een grote intelligentie, maar die wel goed kon werken en van aanpakken wist. Eerst het vee, toen de boerin. Tinus sliep in een kamertje op de deel, bij de koeien. Terwijl de boer ziek in de alkoof lag, bloeide er iets moois op tussen de knecht en de boerin. Een buurman waarschuwde haar: ‘Je mag wel uitkijken met die Tinus Scherff, vrouw Blankers!’ Waarop ze had gezegd: ‘Ik geloof dat het al te laat is, buurman.’

Officieel werd het vijfde kind van Hanne toegeschreven aan haar wettige echtgenoot, maar het was een publiek geheim dat Tinus de verwekker was. De foto’s spreken nu nog boekdelen: het meisje heeft een onmiskenbaar Scherffengezicht. Kort na de geboorte ervan overlijdt Jan Blankers. Hanne rouwt niet lang. Zo snel als het binnen de fatsoensperken kan, trouwt ze met Tinus, op 6 december 1895. In één klap promoveert Tinus van de bedstee bij de koeienstal naar de alkoof, van boerenknecht tot herenboer. Samen krijgen Hanne en hij nog één kind, een dochter, die officieel op naam staat van Tinus.

Zo is de situatie in februari 1900, als de meisjes Levoir daar zo onverwacht in het holst van de nacht binnenkomen. Een van de onderzoekers die zich later in het drama verdiept, beweert dat er op dat moment vijf kinderen in huis zijn, in de leeftijd van zeven tot zestien jaar. Dat moet een vergissing zijn. Het oudste kind, Antje, is geboren op 6 december 1885 en is dus veertien jaar, de jongste, Jeannette Julia, is van juni 1894 en is dus vijf jaar.

Behalve de zeven leden van de familie Scherff en de meisjes Levoir bevinden er zich nog twee mensen in de boerderij: de dienstmeid Cato Beenen en knecht Jan Brenkman. Over Jan Brenkman zijn de hele eeuw door, in alle berichten en rapporten die er verschenen zijn, veel slordigheden geschreven. In de kranten is van het begin af aan zijn naam gespeld als Brinkman. Onderzoekers noemen hem steevast ‘Piet’ en degenen die de moeite nemen zijn leeftijd te vermelden -de onderzoekers in hun rapporten vinden dat al helemaal niet interessant- houden het op getallen die varixc3xabren van 28 tot 41 jaar.

In alle krantenberichten -en het zijn er vele tientallen- staat niet één keer zijn juiste leeftijd vermeld. Jan Brenkman was op 3 februari 1900, om drie uur in de ochtend, achtendertig jaar oud. En daar zou het bij blijven.

Veel crucialer is de ook veel gemaakte fout dat de knecht rooms-katholiek zou zijn. Dat zou dan ook een belangrijk motief zijn. Voor wie beter op de hoogte is met de kerkelijke en sociale situatie van toen, is dit volstrekt onbegrijpelijk. Ook onjuist is dat er al langer wrijving was tussen Scherff en zijn knecht. Brenkman moest niet veel hebben van de godsdienstige toestanden in huize Scherff, maar daar was hij ook niet voor aangenomen. In de dagelijkse omgang klikte het prima met Tinus, die hem zelfs al een paar keer toestemming had gegeven met paard en wagen op familiebezoek te gaan, iets wat in die tijd in elk geval door de buren werd opgevat als een teken van een uitstekende verstandhouding tussen de boer en zijn knecht.

Brenkman werkte overigens nog maar sinds kort voor Scherff. Tot november 1899 was hij knecht geweest bij boer Augustinus in Ochten. Brenkman stond bekend als een ‘brave oppassende knecht’. Hij was vrijgezel, van huis uit Nederlands Hervormd, en kwam oorspronkelijk uit het plaatsje IJzendoorn, aan de overkant van de Waal. Zijn ouders waren allebei overleden.

Waarom er bij Scherff om half twee ‘s nachts nog licht brandt en de deur nog open is, is niet goed te verklaren. Er werd geen bezoek verwacht. Het kan zijn dat de door griep en koorts aangetaste Tinus op het Duizendjarig Rijk zat te wachten en hoewel dit volgens de boeken zal komen ‘als een dief in de nacht’ wilde Tinus misschien op alles voorbereid zijn en het Rijk niet voor een dichte deur laten staan.

Wat er die nacht verder gebeurt, lijkt vooral een samenloop van omstandigheden, waarbij er van alles door elkaar heen speelt. Tinus en Hanne liggen in bed, als ze horen dat er iemand binnenkomt. Als een soort Jezus, of Messias, roept Tinus met luide stem: ‘Kom tot mij, gij die daar nadert, en ik zal u bevrijden!’

Het lijkt een citaat uit de bijbel, aangepast aan de omstandigheden. In het bijbelboek Matthexfcs, hoofdstuk 11 vers 28, zegt Jezus: ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ Antje legt uit wat er aan de hand is: Naatje moet ook bevrijd worden. Zelf voelt ze zich ‘zo wel’ en ze wil graag dat haar jongere zus dat gelukzalige verloste gevoel ook krijgt.

Scherff komt tot de conclusie dat Naatje inderdaad bezeten is en dat hij haar moet verlossen. Hoewel er later verhalen worden verteld over een seksuele relatie tussen Tinus Scherff en een of beide meisjes Levoir (een van hen zou zelfs een kind van hem hebben gekregen), is het zeer de vraag of dat klopt. Waarschijnlijker is dat deze geruchten ontstaan zijn door de broeierige erotiek die als een warme deken in de alkoof hangt, en wat daarover later naar buiten is gekomen. Uit niets blijkt dat echtgenote Hanne het bed heeft verlaten en dat Tinus alleen met Naatje enige tijd in de alkoof heeft vertoefd, wel wordt een aantal keren vermeld dat een van de meisjes Levoir naakt in het bed van Tinus is aangetroffen. Of dat bij deze gelegenheid was, of eerder, is niet meer na te gaan.

Het staat wel vast dat de 16-jarige Naatje haar bovenlijf heeft ontbloot.Het uitdrijven gaat moeizaam. Tinus gaat op zijn knieën op bed zitten, Naatje komt voor hem staan. ‘Ik zal je bevrijden,’ zegt Tinus. De eerste poging -aan de tong trekken tot er een hik volgt- lukt niet. ‘Er is weerstand,’ zegt Tinus. Hij zet zijn lippen op Naatjes mond, Naatje moet haar mond opendoen en Tinus gaat blazen.

De bedoeling is dat de duivel door de adem van Tinus wordt verdreven en bij Naatje door de neus naar buiten komt. Dit lukt niet. Dan maar andersom: Tinus blaast in haar neusgaten, terwijl Naatje haar mond openhoudt. Ook dit heeft geen effect op de hardnekkige duivel. Naatje heeft het er warm van gekregen. Had ze aanvankelijk alleen de bovenste knoopjes van haar jurk losgemaakt, nu ontdoet ze zich met hulp van Tinus van alle bovenkleding.

In de officiële stukken is het niet terug te vinden, in verhalen die later verteld worden is gesuggereerd dat Tinus het meisje aan de borsten zou hebben gezogen. In dat verband past ook het volledig uitgekleed zijn van Naatje: de duivel had dan meer mogelijkheden te ontsnappen. Hoe dan ook, de duivel laat zich niet verdrijven. Er moeten hardere maatregelen worden getroffen en daarvoor moeten alle bewoners worden gemobiliseerd.

De kinderen worden wakker gemaakt, en de dienstmeid Cato Beenen. Cato wordt opgedragen de knecht te roepen. Cato maakt hem wakker, maar Jan weigert te komen: hij wil er niets mee te maken hebben. Scherff wordt kwaad. Er zijn twee versies: in de ene zou Scherff zelf Jan uit zijn kamer hebben gehaald nadat hij met een hakbijl de deur had ingeslagen, volgens de andere zou Jan geroepen zijn met de smoes dat er een koe moest kalven. In elk geval vervoegt Jan zich tegenstribbelend, half aangekleed en mopperend bij het gezelschap in de kamer en de alkoof. ‘Ik heb met die rommel hier niks te maken,’ bromt hij. Scherff beveelt hem de waterpot (de po, die gewoonlijk onder bed stond) vast te houden, zodat Naatje daarin de duivel kan uitspuwen. Jan kan niet anders dan gehoorzamen.

Scherff knijpt Naatjes ogen dicht en slaat haar in het gezicht. ‘Voel je dat?’ vraagt hij.

‘Nee,’ zegt ze.

Op dat moment moet Scherff, zonder dat de anderen dat gezien hebben, de blaaspijp hebben gepakt, die bij de kachel hing. Een blaaspijp is een holle stalen buis om het vuur in de kachel of de haard mee aan te blazen. Ze waren vaak gemaakt van een oude geweerloop. Met dit wapen slaat Scherff de nietsvermoedende knecht keihard de schedel in. Jan valt ter plekke dood op de grond.

Uit het feit dat de blaaspijp krom is geslagen, concludeert de politie later dat Scherff met ongelooflijke kracht moet hebben geslagen. Dat blijkt ook uit de verwondingen: de schedel van het slachtoffer is nagenoeg gespleten. Maar dan begint het pas echt. Als een waanzinnige beukt Scherff in op het lijk. Hij schopt en slaat, gaat op de borstkas staan springen en dansen, het bloed spat door de hele kamer. De enigen die beseffen dat dit niet normaal is, zijn de kinderen. Zij huilen en roepen: ‘Vader! Niet doen!’ Maar Scherff is door het dolle heen en roept: ‘Kinderen, huil maar niet, hij voelt het toch niet!’

Ook de andere volwassenen doen mee aan de slachting. Met stoelen, stokken en messen wordt het lijk bewerkt. Uit de lijkschouwing blijkt later dat er 26 verwondingen zijn: het hoofd is gespleten, de hals doorgesneden, de neus weggenomen, de wang versneden, de meeste ribben en andere botten zijn gebroken. De volwassenen hebben het lijk duidelijk als een object gezien waar de satan in zat. Die satan moest vernietigd worden. Een van de buurtbewoners meent zeker te weten dat de tanden van het slachtoffer op de stoep lagen. Het doorsnijden van de hals zou door een van de vrouwen zijn gedaan. Met stoelen en stukken hout zouden allen -behalve de kinderen- het bloedende lijk verder hebben toegetakeld, onder het zingen van lofliederen. De met bloed besmeurde houten voorwerpen werden daarna buiten op een hoop gegooid.

Het officiële proces-verbaal van de moord is er niet meer: het zat- in het archief van justitie in Arnhem, dat in de Tweede Wereldoorlog is vernietigd. Voor wat er precies is gebeurd, zijn we allereerst aangewezen op de verklaringen zoals die door de direct betrokkenen zijn afgelegd tegenover dr. H. Ruysch, de inspecteur voor het staatstoezicht op het krankzinnigenwezen. Dat was op maandag, drie dagen na het voorval. Verder zijn er verschillende verklaringen van mensen die op zaterdagmorgen in de boerderij van Scherff zijn geweest en hebben meegedaan aan het bloedfeest.

Het zal duidelijk zijn dat de ooggetuigenverslagen niet uitmunten in helderheid en logica. Van Tinus Scherff zelf is helemaal geen feitelijk verslag beschikbaar, hij spreekt alleen in termen als ‘de duivel verslagen’. Zijn echtgenote, Hanne, weet zeker dat haar Tinus de knecht niet heeft geslagen: Tinus heeft de knecht zijn leven lang nog nooit aangeraakt, nee, de knecht is door Gods hand gevallen. ‘Pas toen hij dood achterover op het bed viel, heeft Tinus hem tegen de grond gesmeten,’ zegt zij. Zelf heeft ze de duivel niet gezien, toen hij verhuisde van Naatje naar Jan, maar ze heeft de duivel wel horen brullen.

Alle volwassen aanwezigen zijn ervan overtuigd dat de duivel van Naatje in Jan is gevaren. Maar op welk moment? Scherff kan gedacht hebben dat de duivel uit Naatje was vertrokken omdat hij haar sloeg en zij niets voelde. De duivel zat niet in de pot, die door Jan werd vastgehouden, dus, zal Scherff gedacht hebben, dan zit de duivel in de knecht.
Naatje herinnert zich dat Scherff haar een klap heeft gegeven en dat zij daar niks van voelde, en meteen daarop zag ze Jan vallen. Naar haar mening was hij door Gods hand getroffen, zij heeft niet gezien dat Scherff hem met de blaaspijp sloeg.

Het is niet duidelijk of zij bedoelt dat de knecht is gevallen omdat de duivel in hem sprong, of dat hij ‘door Gods hand’ was getroffen en dat daarna de duivel in hem voer. Zij heeft de duivel wel duidelijk waargenomen, zegt ze: ‘De duivel kwam bij mij uit de mond en de ogen. Ik zag vlammen en ik hoorde brullen. De duivel ging uit mij weg en voer in Jan. Ik voelde me verlicht.’ Antje ziet hoe Scherff op het lijk trapt en op de borstkas danst tot het bloed er uit stroomt. ‘Daarna voelde ik mij helemaal gelukkig, net als de anderen die bij mij waren. Wij hadden de duivel overwonnen. Wij zongen: “Gezegend zij God, de duivel is verslagen!”

Jan, de oudste broer van Tinus, staat in de week na het drama een journalist te woord. Hij zegt eerst dat hij zelf niet tot de sekte behoort. Dat doet een beetje denken aan een van de volgelingen van Jezus, de discipel Simon Petrus, die op het moment dat Jezus gevangen wordt genomen, tot drie keer toe beweert dat hij ‘die Mens’ niet kent. Dan kraait de haan en herinnert Petrus zich dat Jezus dit heeft voorspeld: ‘Eer de haan kraait zult gij Mij driemaal verraden.’

Jan liegt ook: hij zit tot over zijn oren in de club van zijn broer, hij is alleen niet bij de moord zelf aanwezig geweest. Jan gelooft ook dat er een wonder is gebeurd. Tinus heeft de knecht niet doodgeslagen, nee, Jan is ervan overtuigd dat de knecht is gestorven toen de duivel in hem voer. Pas daarna is het lijk verder toegetakeld. In hetzelfde krantenbericht wordt vermeld dat de hals van het lijk is afgesneden door een van de vrouwen.

De enige van wie een min of meer objectief verslag te verwachten was geweest, is de dienstmeid Cato Beenen. Voorzover bekend maakte zij geen deel uit van de sekte, maar zij werd kennelijk aangestoken door de anderen: ook zij vertelde later dat ze meende dat de Messias (Scherff) de Satan (Jan) had verslagen. Het feit dat Cato de volgende morgen deelnam aan het bloedfeest en meedeed met het psalmzingen, overtuigde een van de twijfelaars er zelfs van dat er toch echt wel een wonder moest zijn gebeurd.

Als de duivel definitief verdwenen is en de moordenaars stoppen met het mishandelen van het onherkenbaar misvormde lijk, is het ongeveer vier uur in de ochtend. Als het hierbij gebleven was, zou de zaak uiteraard ook opschudding hebben veroorzaakt, maar het zijn vooral de gebeurtenissen van de volgende dag die eerst het Land van Maas en Waal en daarna het hele land in rep en roer brengen.