‘Pukske Verspeek is mol. Eigen schuld, dikke bult,’ zegt de man die in de nacht van 22 op 23 januari op een brancard uit cafxc3xa9 ‘t Huukske wordt gedragen. Puk is met zijn eigen pistool doodgeschoten en zo kwam er een eind aan het leven van een kleine man, die op z’n zestiende zijn eigen vader met een jachtgeweer doodschoot. De dood van deze Brabantse Oedipus is een complexe zaak. Een van de toevallig aanwezigen in het cafxc3xa9 is iemand man die al heel lang op het verlanglijstje van de politie staat, maar die ze steeds niet kunnen betrappen. Deze Daan C. lijkt weinig met de schietpartij te maken te hebben, maar daar is wel een mouw aan te passen…
Cafxc3xa9 ‘t Bossche Huukske aan de Graafseweg in Den Bosch ligt net buiten het centrum van de stad. Het is zo’n buurtcafxc3xa9 waar een argeloze toerist niet snel naar binnen zal lopen. De meeste mensen die er wel komen, kennen elkaar. Uit de buurt, het milieu of het familiecircuit. Op vrijdagavond 22 januari 1999 is de 25-jarige Manuela D. met afstand de aantrekkelijkste aanwezige in het cafxc3xa9, ze kan zo in de Playboy. Alle mannen zouden wel wat met haar willen, maar ze kijken wel uit: Manuela is van Puk, die bekend staat als ziekelijk jaloers.
Ook nu hebben ze bonje: Manuela heeft het uitgemaakt. Puk, eigenlijk Hans Verspeek (28), is een mannetje om geen ruzie mee te krijgen. Hij is weliswaar tenger en klein van stuk (hooguit 1.67 meter, vandaar zijn bijnaam Puk) maar hij heeft altijd een pistool op zak en iedereen weet dat hij in 1986 zijn eigen vader heeft doodgeschoten. Manuela is een van weinige mensen die niet bang is voor Puk. Nog diezelfde middag heeft ze slaande ruzie met hem gehad. Voor hij vertrok, zei hij: ‘Als gij vanavond weg bent schiet ik oe kapot.’
Om tien voor twee, kort voor sluitingstijd, gaat in ‘t Huukske de telefoon over. Petra, een vrouw die achter de bar helpt, neemt op. Het is Puk. Voor Manuela. Het is een warrig gesprek in een rumoerig cafxc3xa9 en de ook al aardig aangeschoten Manuela kan zich later amper herinneren waar het over ging. ‘Hij vroeg waar Laura was. Ik zei: bij Jolanda.’ Laura is het vijfjarige dochtertje van Puk en Manuela, ook al heeft Puk het kind officieel niet erkend. Jolanda is een goede vriendin van Manuela. Bijna op hetzelfde moment wordt Manuela op haar schouder getikt.
Het is Puk. Hij is met zijn mobiele telefoon, al bellend, het cafxc3xa9 binnengekomen. In zijn andere hand, onder de jas, heeft hij een pistool. Manuela weet meteen dat er iets helemaal verkeerd zal gaan. Puk kwam nxc3xb3xc3xb3it een cafxc3xa9 binnen, hij bleef altijd in de auto zitten en liet haar naar buiten komen. Hij vertrouwde niemand en zeker in ‘t Huukske kon hij zijn grootste vijanden verwachten.
Als Puk het cafxc3xa9 komt binnenlopen, bevinden zich daar tenminste dertien personen. Achter de bar staan eigenaar Frans (32), zijn vrouw Gertie (31) en hun buurvrouw Petra (36). Frans is een neef van Puk. Rechts in de hoek, aan de bar, staan Manuela en Franco C. (30). Franco staat bekend als een straatvechter, maar wel iemand die alleen zijn vuisten gebruikt, geen wapens. Franco en Puk zijn aartsvijanden: zeven jaar geleden hebben ze ruzie gehad om een vrouw. Franco, een gewezen schoorsteenveger met Italiaans bloed in de aderen, is deze avond toevallig in dit cafxc3xa9, maar eigenlijk komt het wel goed uit. Hij heeft al tegen Manuela gezegd: ‘Als Puk komt: niet naar buiten gaan, maar binnen laten komen, ik sloa hem kei-kapot!’
Naast Franco en Manuela zit Louise Verspeek, de 31-jarige zus van Puk. Soms wordt ze ‘Olijfje’ genoemd, vrij naar Popeye, omdat ze zo intens bleek en mager is. Soms helpt ze in het cafxc3xa9. Ook aan de bar zit Adje v.d. H (38), een man op krukken die in de straat achter het cafxc3xa9 woont. Hij is er al vanaf drie uur ‘s middags. Een ouder echtpaar zit eveneens aan de bar: ‘Broer’ R. (58) en zijn vrouw Cor (55), die ook met een kruk loopt. Ze waren naar een bowlingavond geweest en kwamen om half twaalf nog even een afzakkertje nemen.
Ze hadden een poosje gepraat met een andere bezoeker die iedereen slechts kent onder zijn bijnaam D’n Bobbert (26). Dat schijnt iets te maken te hebben met boksen. Zijn echte naam is Leonardus Franciscus M. Hij werkt in de bouw, woont nog bij zijn ouders, maar heeft wel een vriendin. Op een ingewikkelde manier is hij een neef van ‘Broer’ en ‘Tante Cor’. Bobbert is samen met zijn vriend Franco tegen een uur of negen al het cafxc3xa9 binnengekomen. Franco kende Manuela oppervlakkig, maar ze troffen elkaar bijna nooit. Franco kwam zelden in ‘t Huukske en Manuela was er ook al een tijd niet meer geweest. De Bobbert heeft meteen in de gaten dat Franco deze avond wel wat wil met ‘dat mokkeltje van Pukkie’. Franco heeft hem daar niet bij nodig, vandaar dat hij maar met zijn oom en tante gaat praten.
Franco zelf heeft ook het idee dat hij deze avond bij Manuela kan scoren: tot nu toe was hij nooit verder gekomen dan een kus en een knuffel, deze avond moet er meer in het vat zitten. Denkt hij. Het begint met af en toe een stiekeme kus, als niemand het ziet. Achter een van de twee gokkasten, in dezelfde hoek waar Franco en Manuela staan, is Cor P. (63) actief. Hij is vanaf vier uur ‘s middags in het cafxc3xa9, om acht uur is hij beginnen te gokken.
Behalve de muziek (repertoire Frans Bauer), het gerinkel van glazen en het niet altijd even rustige praten van de gasten is het vloeken en schelden van Cor een van de vaste geluiden. ‘Kanker kanker kanker, weer niks’ en ‘govedommese kutkast’ wisselen elkaar af. En de glazen bier. Om twee uur heeft hij naar schatting vijftig pils achter de kiezen en heeft hij 300 gulden verloren. Aan de bierton, een hoge tafel in de andere hoek van het cafxc3xa9, staan Daan C. (28) en de Marokkaan Mimoun D. (28). Daan is getrouwd, Mimoun is vrijgezel.
De twee vrienden zijn die avond in Tilburg wezen stappen, hebben daar wat xtc-pillen voor eigen gebruik gekocht en willen naar een discotheek in Den Bosch. Als ze over de Graafseweg rijden, stelt Daan voor eerst even een glaasje te drinken bij ‘t Huukske. Hij is zelf betrokken geweest bij de oprichting van het cafxc3xa9, toen Frans en Gertie het overnamen. Rond half twee zijn ze daar binnen komen vallen. Dat hadden ze beter niet kunnen doen. Of, zoals Daan later zal zeggen: ‘Ik was op de verkeerde tijd op de verkeerde plek.’
De politie van Den Bosch ziet hem als een grote vis, die ze maar nooit hebben kunnen vangen. Het is de eeuwige frustratie van de politieman die zich voor een hongerloontje uit de naad werkt en met lede ogen aanziet hoe ‘een crimineel’ in weelde leeft. Daan en Puk hebben elkaar in het najaar van 1998 in elk geval een keer getroffen bij Puk thuis, maar waarover spraken zij? Niemand weet het. Dat Puk in de synthetische drugs zat (xtc en aanverwant) is geen geheim, bij Daan zijn er voornamelijk vermoedens. Dat is niet genoeg om iemand op te pakken, maar betrokkenheid bij een moordpartij is een heel ander verhaal.
Hoe hebben Puk en Manuela elkaar op deze laatste fatale avond gevonden en wat was de bedoeling? Elf jaar lang hadden ze een relatie. Manuela was 13, Puk 18 toen ze elkaar ontmoetten. Puk had de straf voor de moord op zijn vader net achter de rug. ‘Vanaf dat moment ben ik niet meer van hem af gekomen, het was een haat-liefdeverhouding,’ zegt Manuela. ‘Ik heb wel van hem gehouden, maar dat was voorbij. Toen hij dood was, had ik eigenlijk blij moeten zijn, dat de bedreigingen en het geweld waren gestopt, maar zo voelde het niet. Hij is toch ook de vader van ons kind, dood is zo definitief, je kunt niks meer uitpraten.’
Puk was ziekelijk jaloers, al
had hij zelf wel andere vriendinnen. Er was xc3xa9xc3xa9n geluk: Puk zat veel in de gevangenis. Ongeveer de helft van de tijd. In die periodes kon Manuela min of meer ongestoord andere relaties aanknopen. Puk zat vast voor zijn handel (pillen) en geweld. Zeven jaar geleden werd hij opgepakt omdat hij Manuela neer wilde steken. Een vriendin sprong tussenbeide, Manuela belde stiekem de politie. Toen Puk in de boeien werd geslagen en afgevoerd, zei hij tegen Manuela: ‘Geef me ‘n kus!’ Was Puk niet boos omdat hij voor dit soort dingen achter de tralies verdween? Manuela: ‘Nee hoor, als hij eruit kwam was hij wel weer afgekoeld.’
Begin januari 1999 is Manuela het zat. Het moet nu maar eens echt afgelopen zijn. Eerst lijkt het er nog even op dat het zou lukken ook. Puk blijft weg. Of dat ook komt omdat hij al geruime tijd een nieuwe vriendin heeft, in Belgixc3xab, is niet helemaal duidelijk. Maar in de nacht van donderdag 21 op vrijdag 22 januari blijkt dat Puk zich niet zomaar aan de kant laat zetten. Om vier uur ‘s nachts komt hij de woning van Manuela binnen en maakt hij haar wakker. Hij wil praten, hij wil haar weer terug. ‘Hou me nog xc3xa9xc3xa9n keer vast, laat me nog xc3xa9xc3xa9n keer bij je liggen.’
Puk had nog een sleutel, een voor de hand liggende vraag is: waarom geen ander slot op de deur gedaan? Manuela glimlacht om zoveel domheid. Puk blijft vrijdag overdag bij haar in huis, veelal slapend op de bank. In de middag komt er een vriendin van Manuela op bezoek. Behalve Laura is er op dat moment nog een ander kind in huis. Manuela pakt een van de vijf mobiele telefoons van Puk en wil er een spelletje op doen. Puk wordt razend. Eerst begrijpt Manuela dat niet, later realiseert ze zich dat Puk heeft gedacht dat ze wilde proberen het telefoonnummer van zijn nieuwe vriendin te achterhalen. En misschien was dat ook wel zo. Puk slaat haar in het gezicht, zij schopt hem in de buik. Het wordt een hooglopende ruzie met veel gescheld, waarbij de woedende Puk de telefoon tegen de muur stuksmijt.
Het staaltje opvoedkunde krijgt nog een vervolg als Manuela het pistool van Puk op de bank ziet liggen. Ze pakt het en richt het op hem. Dat vindt Puk helemaal geen goed idee. Het pistool staat op scherp, er zit nog een kogel in. Manuela geeft het aan hem terug. Om zeven uur vertrekt Puk. Hij gaat naar Limburg, zegt hij, maar als hij om tien uur terugkomt moet Manuela thuis zijn, zo niet dan zal hij haar bij de eerste de beste gelegenheid daarna kapotschieten. ‘Maar ik laat me niet bangmaken,’ zegt Manuela en om half acht gaat ze samen met Laura naar haar vriendin Jolanda. Ze drinkt een paar baco’s en bedenkt dan dat ze er graag even tussenuit wil. De man van Jolanda, Leon, wil haar wel even naar ‘t Huukske brengen.
Zelf is hij daar ook goed bekend: Petra, de vrouw die achter de bar helpt, is zijn schoonzus en ook de andere stamgasten kent hij goed. Voor de gezelligheid drinkt hij een glaasje mee, zijn vrouw blijft thuis op de kinderen passen. En dan gebeurt er iets heel merkwaardigs. Manuela belt twee keer vanuit het cafxc3xa9 naar Jolanda. Die twee gesprekken zijn tot ieders verrassing volledig op band opgenomen. Dat komt zo. In september en oktober 1998 is er bij de CID -de inlichtingendienst van de recherche- vertrouwelijke informatie binnengekomen dat Leon zich zou bezighouden met de opslag van materialen die bestemd zijn voor vervaardiging van pillen, voor of door Puk.
Justitie geeft toestemming de telefoon van Leon te tappen en dat gebeurt dan ook. Zo worden in januari dus ook nog alle gesprekken stiekem opgenomen. Het team dat later de dood van Puk Verspeek onderzoekt, krijgt toestemming die taps te gebruiken en daardoor is precies bekend wat Manuela en Jolanda op vrijdagavond 22 januari elkaar te vertellen hebben. Het eerste gesprek begint om 13 minuten over tien. Manuela belt eerst om te zeggen dat Leon nog even een biertje meepakt. Jolanda zegt dat ze bang is dat Puk bij haar zal komen om Manuela te zoeken. Manuela zegt dan: ‘Ik hoop dat hij hierheen komt.’ Als Puk belt, mag Jolanda gerust zeggen dat Manuela ‘bij Frans’ is, zoals ze ‘t Huukske noemen.
De boodschap is duidelijk: Puk zal warm worden ontvangen, Manuela loopt niet voor hem weg. Om even voor elf uur belt Manuela weer, nu om te zeggen dat Leon om half twaalf thuis is. Ze vertelt Jolanda dat Franco bij haar is en dat die tegen haar heeft gezegd: ‘Als Puk komt, niet naar buiten gaan, maar binnen laten komen, ik sloa hem kei kapot!’
Puk is die avond inderdaad op zoek naar Manuela. Hij is door het dolle heen en volledig opgefokt scheurt hij overal langs waar hij denkt dat ze zou kunnen zijn. Om half twaalf spreekt hij met een vriend in Den Bosch. In zijn auto, vxc3xb3xc3xb3r een cafxc3xa9. Ook hier gaat hij niet naar binnen. ‘Vanavond schiet ik haar kapot,’ zegt hij ook dan. Volgens die vriend is Puk bezig met ‘zijn laatste klus’: het gaat om een scheikundige formule voor de fabricage van pillen, die hem in xc3xa9xc3xa9n klap schatrijk maakt. Als het lukt, vertrekt hij naar Florida.
Om kwart voor twaalf krijgt een goede vriendin van Manuela -niet Jolanda- telefoon van Puk: of zij weet waar Manuela is. Zij weet het niet. Om half twee belt Puk zijn moeder, om te vragen waar een zekere Mientje woont: daar zal Manuela wel zijn. In diezelfde tijd scheurt hij rond in de buurt waar Franco woont. Hij rijdt als een gek achter een kennis aan, die hij met zwaaien tot stoppen weet te manen. Puk vertelt dan dat hij die avond bedreigd is door een onbekende, die wil dat hij Manuela met rust laat. Is hij daarom zo opgefokt? De kennis probeert hem tot rust te manen, en dat lijkt te lukken.
Kort daarna moet Puk hebben bedacht of gehoord dat Manuela in ‘t Huukske zit. Hij belt naar het cafxc3xa9 als hij zijn Volkswagen Golf al voor de deur heeft geparkeerd en krijgt Manuela aan de telefoon. Puk is gekleed in een halflange geel/witte jas, hij draagt lichte Nike sportschoenen en om zijn nek heeft hij een gouden ketting. De meeste mensen kenden Puk alleen maar met jas: ook als hij ergens op visite was, hield hij ‘m meestal aan. Puk loopt regelrecht naar de hoek waar Manuela en Franco staan en tikt Manuela op de schouder. ‘Ik draaide mij om. Puk vroeg of ik met hem meeging. Ik zei: ‘Nee’. Toen draaide Franco zich om. Hij trok Puk aan zijn kraag en begon te slaan. Toen hoorde ik drie keer schieten. Franco lag bovenop Puk. Daarna hoorde ik nog drie keer schieten. Verder kan ik me daar niets van herinneren, ik zat op mijn kniexc3xabn tussen Franco en Puk in, en ging van de een naar de ander. Ze lagen ongeveer een meter uit elkaar. Ik dacht eerst dat Puk Franco had doodgeschoten, later zag ik dat Puk dood was.’
Het wordt misschien nooit meer duidelijk hoe het precies is gegaan. Daarvoor was het te donker en te laat en waren de oog- en oorgetuigen in een te benevelde staat. Iedereen beleefde het op zijn of haar eigen manier. Zo hoorde ‘Broer’, die toch met zijn gezicht naar het tafereel gekeerd zat, alleen ‘een pofferig geluid uit een klappertjespistool, ik zag personen op de grond liggen en een vrouw huilen en toen kwam de politie.’ Tante Cor snelde op haar krukken naar de w.c., waar Louise juist vandaan kwam.
In eerste instantie wordt er ook veel gelogen. Daan C., zijn vriend Mimoun en de Bobbert zijn ‘m gesmeerd, voordat de politie arriveert. Daan en Mimoun omdat ze geen zin hebben in ‘gezeik’ met de politie, de Bobbert omdat hij heeft geschoten. Tijdens de eerste verhoren, meteen na de schietpartij, lijkt het erop dat xc3xbcberhaupt niemand iets heeft gezien: iedereen was toevallig net naar het toilet. Als in de loop van de volgende week Daan, Mimoun en de Bobbert worden aangehouden en Franco en de Bobbert bekentenissen afleggen, komen de anderen ook wat meer los.
Volgens Manuela is Puk gaan schieten toen Franco hem aanviel, volgens Franco was Puk rechtstreeks naar hem toegekomen en had Puk hem meteen in zijn dijbeen geschoten. In de worsteling die daarna ontstond, waren ze op de grond gevallen en was het pistool nog twee keer afgegaan. Daarna was De Bobbert zijn vriend Franco letterlijk te hulp geschoten. Franco riep: ‘Hij h
eeft mij drie keer geschoten, die kankerlijer, vermoord hem!’ Bobbert ontfutselt Puk het pistool en schiet drie keer. Hij herinnert zich zelf twee schoten, allebei per ongeluk: de eerste doordat er twee vrouwen op zijn rug sprongen -waarschijnlijk Manuela en Louise, de tweede toen hij met zijn arm probeerde de vrouwen van zich af te duwen.
Daan roept: ‘Weg, weg’ en duwt Bobbert de deur uit. Achter de bar begint Gertie te gillen. Frans wil het alarmnummer bellen, maar in zijn zenuwen kiest hij eerst 221 in plaats van 112. Pas als Gertie hem helpt, lukt het. Terwijl de politie onderweg is, verdwijnen Daan, Bobbert en Mimoun. Waar het pistool gebleven is, blijft onduidelijk. Bobbert zegt eerst dat hij het in het water heeft gegooid, later dat hij het aan Mimoun heeft gegeven, die ervoor zou zorgen dat het zou verdwijnen. Mimoun ontkent dit. Mimoun gaat buiten het cafxc3xa9 een jointje roken, om bij te komen.
Als de politie en de ziekenwagens er zijn, blijft hij een oogje in het zeil houden. Zo voorziet hij Franco, die op de brancard naar buiten wordt gedragen, van een pakje Marlboro en kijkt hem daarbij strak aan. Franco vat dit op als: ‘Ik moet mijn mond houden.’ Een van de omstanders hoort Franco zeggen: ‘Pukske Verspeek is mol’ (dood) en: ‘Eigen schuld, dikke bult.’
Afgezien van wat onduidelijkheden als gevolg van de dranknevels, lijkt het niet veel meer dan een uit de hand gelopen cafxc3xa9ruzie om een vrouw, maar dan gebeuren er wat vreemde dingen. De vier hoofdverdachten: Bobbert, Franco, Daan en Mimoun, hebben in eerste instantie via de piketdienst advocaten toegewezen gekregen. Alleen Daan zoekt het direct ‘hogerop’ bij een landelijk bekende advocaat, Arthur van der Biezen, die hij kent uit zijn verleden, en die hij naderhand inruilt voor mr. Abraham Moszkowicz. Het appxc3xa8l tegen de voorlopige hechtenis heeft succes: Daan C. is moord dan wel doodslag ten laste gelegd, uit de stukken blijkt dat daar geen bewijs voor is. Met als gevolg dat Daan wordt vrijgelaten. Maar niet voor lang: een minuut later wordt hij weer opgepakt. Officier van justitie mr. R. Appels heeft de ten laste legging snel gewijzigd in: diefstal met geweldpleging. Later wordt daar nog bedreiging aan toegevoegd.
Minstens zo vreemd is dat Franco de enige van het stel is die op vrije voeten komt. De advocaten van Daan en Mimoun (mr. A. Hamelers) vermoeden dat er een deal is gesloten met Franco. In ruil voor belastende verklaringen over met name Daan C. zou Franco zelf buiten schot blijven. Die gedachte wordt gevoed door een paar op z’n minst merkwaardige omstandigheden. Zo wordt er op 14 april in ‘t Huukske, op verzoek van de advocaat van de Bobbert mr. M.J. van Es, een uitermate nauwgezette en uitvoerige reconstructie gehouden, waarbij alle toen aanwezigen moeten naspelen hoe het volgens hen in die bewuste nacht is gegaan.
In het arrondissement Den Bosch, waar toch menig schietpartij plaatsvindt, is zo’n kostbare reconstructie een uitzondering. Een keur aan figuranten verschijnt ten tonele om het allemaal zo geloofwaardig mogelijk te maken. Vooral het optreden van Cor P. werkt op de lachspieren. Hij was toch al in een slechte bui omdat hij 300 gulden had vergokt, toen stopte de muziek ook nog ineens. Hij wilde naar de bar lopen, draaide zich om, deed een stap naar links en: ‘govedomme, een lijk en ik doe weer een stap, govedomme nog een lijk!’ Van de hele schiet- en vechtpartij die zich op nog geen twee meter achter zijn rug heeft afgespeeld, had hij totaal niks meegekregen.
De reconstructie duurt van ‘s morgens zes tot middernacht. Na afloop worden de advocaten nog even uitgenodigd voor een afzakkertje op het politiebureau. Alleen mr. Moszkowicz is er niet bij: Daan werkte niet mee aan de reconstructie. Dat praat wel gemakkelijker, Brabanders onder elkaar, zo blijkt. In de informele sfeer, onder het genot van een pilsje en een toastje, maken de politiemensen er geen geheim van dat men toch wel erg graag Daan C. bij de zaak wil betrekken. Dat verklaart een heleboel. Bijvoorbeeld het opduiken van een ‘bedreigde getuige’ die op woensdag 10 maart anoniem een verklaring aflegt die regelrecht uit sprookjesland afkomstig lijkt.
Daan en Mimoun blijken ineens een grote rol te hebben gespeeld bij het doodschieten van Puk. Zij hebben Puk vastgehouden, geschopt en geslagen en tegen Bobbert geroepen: ‘Maak hem kapot die kankerlijer’. Terwijl daarvoor toch iedereen meende dat Franco dat tegen Bobbert had geroepen. Nog opmerkelijker is dat de anonieme getuige beweert dat Daan en Mimoun, nadat Bobbert de deur uit was gewerkt, terug zijn gekeerd in het cafxc3xa9. Daan ging aan de bar zitten, haalde een bundel groene bankbiljetten uit zijn zak, verdeelde die in vier gelijke stapels en vroeg wie er geld wilde, op voorwaarde dat ze niets tegen de politie zouden zeggen. ‘Manuela wilde wel en pakte geld aan, Mimoun ook.’ De overblijvende twee stapels nam Daan zelf en toen hij wegliep riep hij nog dat ‘ze’ niet moesten klikken, anders zou hij hen kapot maken.
Eerst lijkt het verhaal over het geld uitdelen volledig uit de lucht te zijn gevallen. In de eerste verhoren heeft niemand erover gerept. Manuela heeft wel verteld dat ze de portefeuille met geld van Puk heeft meegenomen, die bij de worsteling met Franco op de grond gevallen was. Maar een stapeltje bankbiljetten van Daan? Ook de anderen zijn alleen maar verbaasd en het klinkt ook onlogisch: met een lijk op de grond, de politie in aantocht, open en bloot, in het bijzijn van alle bezoekers, de buit verdelen aan wie maar wat wil? En waarom vier stapeltjes?
Maar in april begint Franco zich ook van alles te herinneren. Dan verklaart hij dat hij heeft gezien dat Daan of Mimoun een lichtkleurige enveloppe uit de zak van Puk hebben gehaald. Zelf zat Franco gewond op de grond, Puk lag dood naast hem. Alle aanwezigen stonden om Daan heen die met zijn rechterarm ‘een tellende beweging maakte.’ Daan riep: ‘Mondje dicht, anders komen jullie er wel achter.’ Het zou gaan om een bedrag van 42.500 gulden. Of 60.000. De politie weet een vrouw te achterhalen die op vrijdagavond een enveloppe met ongeveer dat bedrag bij Puk in de auto heeft zien liggen.
Puk zei dat hij dat aan iemand in Limburg moest betalen. Dat zou hij dan dus niet hebben gedaan, maar het ‘s nachts nog op zak hebben gehad toen hij het cafxc3xa9 binnenstapte.
Wie is de anonieme getuige, die ook nog eens bedreigd zou zijn door of in opdracht van Daan C.? Het moet iemand zijn die tijdens de schietpartij in het cafxc3xa9 was. In theorie zou het Franco kunnen zijn, die op deze manier goed is voor twee min of meer eensluidende verklaringen over een voorval dat verder door niemand is gezien of is toegegeven. Afgezien van de vraag of dit juridisch door de beugel kan, is het volgens Franco’s advocaat mr. P.W. van der Kruijs ‘volstrekte onzin. Bovendien is Franco geen bedreigde getuige: hij is voor niemand bang.’
De advocaat denkt eerder dat het iemand van het personeel is. Er zijn ook andere mogelijkheden: verscheidene getuigen beweren dat er op het moment van schieten nxc3xb3g een persoon in het cafxc3xa9 was: een zekere Mano, een jongen van even in de twintig, met bril, ‘een halve Spanjaard’. Volgens Broer en Tante Cor zat hij er nog, volgens stamgast Adje ook, en de nuchterste van het hele stel, Louise Verspeek, meent zich stellig te herinneren dat deze Mano rondliep door het cafxc3xa9 toen zij net uit het toilet kwam en de eerste drie schoten hoorde. Vreemd genoeg komt deze Mano in het dossier verder nergens voor. Ook is het denkbaar dat er iemand nog zat die volgens de stukken net vxc3xb3xc3xb3r de schietpartij zou zijn vertrokken.
Als er inderdaad geld van Puk is verdeeld, betreft het hier een sterk staaltje van lijkenpikkerij. De advocaten van de meeste verdachten zijn ervan overtuigd dat het wxc3xa9l is gebeurd. Hoe komt het dan dan geen van de getuigen erover heeft gepraat? Zijn ze allemaal zxc3xb3 bang voor Daan C.? Zelfs Puks bloedeigen zus Louise rept er met geen woord over. De advocaten geloven in een zwijgcomplot. De enige die hier niet in meegaat is de advocaat van Daan, mr. Moszkowicz, di
e inmiddels ook de verdediging van Mimoun op zich heeft genomen.
Opmerkelijk is in elk geval dat de anonieme getuige die met het geld tellen op de proppen kwam, daar nogal laat mee voor de dag kwam. Maar niet te laat: het was net op tijd om Daan C. diefstal ten laste te kunnen leggen, anders was hij gevlogen. De verklaring van Franco over het geld tellen wekt de schijn dat de politie wat heeft meegeholpen zijn geheugen op te frissen. Pas toen de rechercheurs er expliciet om gingen vragen, kwam Franco over de brug met een vaag verhaal over een ‘tellende beweging’. Een eerdere complottheorie van de politie was al gesneuveld. Puk zou die avond bewust in de val zijn gelokt door Daan C., die van plan was Puk te rippen. Dat bleek een al te loos spoor.
Juridisch gezien krijgt de dood van Puk Verspeek nog een lange staart. De advocaat van Bobbert, mr. Van Es, wil Manuela als getuige oproepen. Dat wordt eind augustus. Manuela is er niet gelukkig mee. ‘Zo word ik er steeds weer mee geconfronteerd. Het is zo al moeilijk genoeg. Ik besef nu dat ik toch ook veel van Puk heb gehouden. En hij was de vader van Laura, zij mist haar papa ook heel erg. Puk nam haar altijd mee als hij ging skelteren.’ Manuela’s raadsman, mr. P.H. Verschuren, staat haar niet alleen bij in de strafzaak, waarin diefstal en heling ten laste wordt gelegd, maar onderzoekt ook of dochter Laura aanspraak kan maken op een deel van de erfenis. Als er al wat te halen is: de auto’s die eigenlijk van Puk waren, stonden niet op zijn naam. En geld? Vermoedelijk waren er vooral schulden.
Een van de vrienden met wie Puk zaken deed, vertelde de politie dat ‘een kopstuk van de organisatie’ wanhopig op zoek is naar een half miljoen gulden die betaald zou zijn voor de levering van een partij pillen voor buitenlandse markt.
Door zijn verklaringen en het feit dat hij als enige op vrije voeten is, heeft Franco zich niet populair gemaakt. ‘Hij valt mij zwaar tegen,’ zegt de Bobbert. Maar heeft Franco in feite niet Manuela het leven gered? Advocaat Van der Kruijs denkt dat het zo’n vaart niet was gelopen: Puk dreigde wel meer. Maar Puk was die avond volgens vele getuigen enorm opgefokt, had aangekondigd dat hij Manuela dood zou schieten en had coke gebruikt. En hij had al eens iemand doodgeschoten.
‘Net als toen met vader,’ zei Louise, toen ze haar broer dood op de grond zag liggen. ‘Toen’, dat was de nacht van zondag 2 op maandag 3 november 1986. Zoals het in de kranten stond, was het een ruzie om een tientje. ‘De vader ging rond middernacht naar het huis van zijn ex-vrouw en zijn zoon, omdat hij vijftig gulden terug wilde hebben die hij de jongen had geleend. Hij kreeg veertig gulden terug. Tijdens de ruzie over het resterende tientje raakte de zoon aan zijn arm gewond. De jongen pakte het jachtgeweer en schoot zijn vader van dichtbij in de buik.’
Na de schietpartij vluchtte Puk, hij werd een paar uur later in de stad aangehouden. Zijn vader was intussen in het ziekenhuis overleden, op de leeftijd van 42 jaar. In juni 1987 werd Puk veroordeeld tot twee jaar cel en tbr, maar erg lang heeft hij niet gezeten: in 1988 was hij weer op vrije voeten, toen leerde hij Manuela kennen. ‘Puk heeft er nooit over gepraat,’ zegt Manuela. Het is wel eigenaardig dat hij een paar maanden geleden pas een grafsteen voor zijn vader heeft laten plaatsen. ‘Het lijkt wel of hij het voelde aankomen.’
Vader Verspeek had een garage. Voor de klanten was hij een aardige man met een vlotte babbel, voor zijn gezin was hij een tiran. Achteraf zullen de gezinsleden het niet meer hardop zeggen, maar het was een opluchting dat hij dood was. Mensen die het gezin kenden, wisten dat de man een ware terreur uitoefende, ook toen de scheiding er al door was. Puk was van de drie gezinsleden degene die met het meeste respect over hem praatte, hij noemde hem in elk geval gewoon ‘mijn vader’, terwijl Louise en moeder Bep het alleen over ‘die ouwe’ en ‘Verspeek’ hadden. Of hem aanduidden als ‘de persoon die het zaadje heeft geplaatst.’
Daarover gesproken: Puk werd negen maanden na de dood van zijn broertje, van tweexc3xabnhalf, geboren. Het broertje, dat precies zo heette als hij, was verdronken.
Puk laat bij meer mensen een lege plek achter dan ze zich hadden gerealiseerd. Bij moeder en zus, bij Manuela en Laura. Maar hij had toch ook opmerkelijk veel vrienden en kennissen, zo bleek op zijn begrafenis. Volgens sommige politiemensen was het in Den Bosch nog nooit zo veilig geweest als die middag.
Officier van justitie mr. Appels wil op de inhoud van dit artikel niet reageren. Na lezing was zijn enige commentaar dat er geen deal is gesloten met Franco C.